Zondag 22 december, uurtje of een in de middag. Natali op werk, pubert ziekjes in bed, en ik op mijn vertrouwde plekje an de eettafel achter de laptop. Een vreemd gevoel overvalt mij. Ik moet naar boven, even kijken bij de bejaarde poes Roosje. Ik wil niet, en ga eerst even buiten rommelen. Moed verzamelen. Ze is dood, ik weet het zeker. Ze was niet ziek, alleen maar oud en vol levenslust. Maar toch, iets in mij zegt dat het klaar is. Nadat alle excuses om buiten te zijn op zijn, ga ik naar boven, met een vuilniszak alvast in mijn hand. En daar ligt ze. Dood in haar mandje. Onderbuik rules again.

In haar mandje

Tien minuten lang sta ik stom naar haar te staren, aai haar uiteindelijk en probeer te voelen of er nog iets van warmte in haar broze lijfje is te voelen. Ze ligt er echt heel erg ontspannen bij, zo in haar mandje. Ik bel Natali op werk, zij komt naar huis. Briefje op de deur van het café. De zieke pubert staat naast me. Ontdaan. Zoals wij allemaal. 

Roosje was de laatste. In Alphen had ik op een gegeven moment dertien (!) poezebeesten. Tegelijkertijd. In een flatje. En zij was de enige die nog over was en ons voor was met verhuizen naar Aalsmeer. Maar dat is een ander verhaal. Het was niet altijd makkelijk, met die twee hondenbeesten in huis, die lustten haar namelijk rauw. Letterlijk. Dus moesten we alle kunst- en vliegwerk toepassen om het spul uit elkaar te houden, anders was zij drie jaar geleden al ter ziele gegaan.

Ik zag er geen gat in

Maar goed, ze ging dus uiteindelijk zelf dood (don’t we all, uiteindelijk?). Ik wilde haar graag hier houden. Maar hoe dan? En met al die regen… ga ik echt geen gat in de tuin staan graven. Tweede kerstdag, droog. Schep, gat. Ze ligt erin, maar uiteraard ging dat allemaal weer niet vanzelf. Ze heeft namelijk nog een paar dagen, tot vandaag dus, in de schuur doorgebracht. Dat betekende dat niemand anders dan ik de schuur nog in durfde: wassen draaien, droger aan en uit, was ophalen, iets uit de vriezer of koelkast pakken, enzovoorts. En uiteraard was ik daar zelf debet aan. Ik moest weer zo nodig een eerdere ervaring vertellen. Komt ‘ie:

Angstaanjagend

Jaren geleden ging er bij mij in huis een kater dood. Ik woonde nog alleen en schoof het arme diertje alvast in een vuilniszak. Voor morgen, om naar het dierencrematorium te brengen. Het was zeer laat in de avond en ging snel daarna naar bed om te slapen. De volgende ochtend loop ik het halletje in (waar ik de dode kater in vuilniszak had neergelegd) en verdomd…. De kat was uit de zak… Echt! Ik schrok mij natuurlijk helemaal de tering. Hoe dan? Is beest dan wel echt dood? Ja hoor, dat was ‘ie. Stijf, hard, steenkoud en witte slijmvliezen. Beetje angstaanjagend, dus wel. Na jaren dierenambulance (ik kwam niet zomaar aan zoveel katten) herken ik echt wel een dode kat.

Bovenstaande verhaal vertelde ik aan het thuisfront na het heengaan van Roosje, tijdens haar tijdelijk verblijf in de schuur. Niet heel erg raar dat niemand die schuur meer in durfde.

Maar nu ligt ze een goeie halve meter onder de grond, met een zware plantenpot er bovenop. We hebben nog steeds honden, weet je….

Dag Roosje..

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *